Dierenverhalen

Met als motto tjielp-tjielp - de literaire zoo was het dier in proza en poëzie onlangs het thema van de Nederlandse boekenweek. Nederlandstalige auteurs die uitblinken in dierenverhalen zijn wijlen Martin Bril, Anton Koolhaas en Willem Wilmink. Maar vooral ook L.H. Wiener moeten ze bij uitgeverij Contact gedacht hebben. Voor de nieuwe bloemlezing Dierenverhalen werd geput uit ‘De verhalen I en II’, ‘Nestor’ en ‘Eindelijk volstrekt alleen’. De nieuwe bundel bevat slechts één nieuw verhaal en overlapt voor een deel ook de bundel ‘Niet aaien – de dierenverhalen’ uit 1997. ‘Valken hebben geen naam’ werd ook opgenomen in ‘Heersers van het luchtruim’, een verzameling fraaie vogelverhalen uit 2001. In een enkel verhaal werd door de auteur een kleine wijziging of verbetering gebracht. Alleen jammer dat het oorspronkelijke jaar van uitgave niet vermeld werd bij elk verhaal, verzucht de bibliothecaris in mij.

In de ruim dertig geselecteerde verhalen waarin vissen, katten, honden, muizen en vooral vogels de hoofdrol spelen, ziet men mooi de evolutie in het schrijven van L.H. Wiener. Zijn observaties blijven altijd even lucide en scherpzinnig maar met het vaderschap kreeg zijn pen een mildere inslag. Hij leert in ‘Of Mice and men’ zijn kinderen de natuur observeren en legt geduldig het verschil uit tussen mussen en mezen. Dat zijn kinderen schrandere opmerkingen maken verheugt hem mateloos. De soms naïeve vragen neemt hij er maar voor lief bij. Een van de absolute hoogtepunten uit de bundel is ‘Ochtendwandeling met Arend’. Wiener speurt ijverig de hemel af naar een majestueuze arend terwijl hij voor zijn buik in een draagzak zijn al even majestueuze zoon van zeven maanden meedraagt die de naam Arend met trots draagt. De twijfel jaren later of hij ze goed aan doet de soms wrede natuurtaferelen te duiden “En ik vraag mij af: ben ik zijn wereld nu aan het opbouwen of aan het afbreken? mijmert de verteller aan het einde van ‘Stomme eenden’.

De oudste verhalen zijn bitterder en cynischer van toon. ‘Mee-eters zijn welkom’ is op dat vlak onovertroffen. De eenzame protagonist doet uit de doeken hoe hij een teek die zich in zijn pols heeft genesteld liefdevol verwijdert en vervolgens in een luciferdoosje met gras bewaart. Om de drie dagen mag de teek zich een nachtje aan zijn bloed tegoed doen. Ook in de verhalen over vissen komt Wiener af en toe wrang uit de hoek. Jeugdherinneringen krijgen in gevoelige verhalen als ‘Snoek’, ‘In 1959 waren het de vissen’ eindigen steevast in tranen, het enige verweer als weer eens een dier nodeloos om het leven gebracht wordt. Maar het is niet altijd even somber. Ronduit hilarisch is het relaas van een ontsnapte koe ‘Dolle koe dendert door Haarlem’. Ook de observaties over zijn luie kat (‘Lolita-poes’), de kraai Kato of de valk Abbedeus zitten vol onverwachte wendingen en komische details. Dat is de dunne grens die de auteur met succes bewandelt, ergens tussen hilariteit en tragiek koppelt hij dierenliefde aan zijn tanende misantropie. Voor fans van L.H. Wiener lijkt dit een volstrekt overbodige bloemlezing, die zullen alle verhalen – op het korte ‘Specht’ na- toch al in de boekenkast hebben staan. Als introductie tot het oeuvre van een van de vreemdste vogels uit de Nederlandse literatuur biedt het echter een prachtig staalkaartje.

Auteur: Wiener, L.H.
Uitgever: Contact
Eerste druk: 1-3-2009
Verschijningsdatum: 4-3-2009
Verkoopprijs: € 18,95
Aantal pagina's: 208
ISBN: 9789025430443