De bonte boekenbalie

Met de ontlezing valt het eigenlijk best nog mee. Je hoeft maar een openbare bibliotheek op een woendag- of zaterdagnamiddag binnen te stappen om dat met eigen ogen vast te stellen. Het is niet altijd de grote literatuur die ontleend wordt, maar er wordt in 2010 toch nog volop gelezen. Konsalik, Pieter Aspe en Catherine Cookson scoren nog steeds hoog. Openbare bibliotheken blijven fascinerende microkosmossen om de leescultuur af te toetsen. Ik hou ook veel van dorpse bibliotheken waar de tijd lijkt stil gevallen. Iemand die in de plaatselijke boekerij werkt geniet er bijna evenveel aanzien als een notaris of pastoor. En niet onbelangrijk, de wil van de bibliothecaris is er nog enigszins wet.

Iedereen in de bibliotheeksector kent ze wel. De leuke verhalen over bibliotheekboeken en hun lezers. Vragen van gebruikers die beginnen met ‘Het was een dik blauw boek en de naam van de schrijver begint met een L’. Of nog: ‘Er staat een monster op de kaft maar het is geen politieke autobiografie!’ En de klassieker bij uitstek: boeken over hondendressuur die stuk gebeten weer binnengebracht worden. Ook nu ik overgestapt ben naar een wetenschappelijke museumbibliotheek, kan ik nog steeds smullen van dergelijke anekdotes. Ik geef mijn ogen dan ook altijd de kost als ik in een rij voor de boekenbalie sta te wachten.

Zo is er een bibliothecaresse met een geheel eigen systeem van annoteren. Als een van haar trouwste lezeressen naar goede gewoonte een streekroman ontleent, zet de bibliothecaresse een kruisje op het titelblad. Zo weet ze nadien welke streekromans die klant al gelezen heeft, als ze bij een volgend bezoek samen de boekenrekken afgaan. Bij een andere vaste klant en fan van streekromans gebruikt ze dan een bolletje als annotatie. Mooie dienstverlening vind ik dat. De klant is er nog echt koning. Al vraag ik mij af wat de bibliothecaresse dan doet als beide dames alle titels gelezen hebben en ze weer met het eerste boek herbeginnen. Een spelletje OXO in de bibliotheek.

Een van de zaken die mij tot het vak van bibliothecaris dreef, is de eruditie en het morele gezag dat een bibliothecaris uitstraalt. Maar dan zonder het strenge, humorloze trekje. Ik moet nog een prille tiener geweest zijn toen ik mijn bibliotheekboeken heel uitzonderlijk te laat indiende. Ik verontschuldigde mij uitvoerig aan de balie en zei dat ik geen tijd had gehad. ‘Tijd heb je niet, tijd moet je maken,’ zei de bibliothecaresse met een vermanend vingertje. Ik had de boodschap begrepen. Je moet lachen voordat het te laat is.

Een decennium later stond ik zelf aan de andere kant van de balie in een plaatselijke openbare bibliotheek. Een van mijn allereerste klanten was een ietwat zenuwachtig ogende lezer die mij naar het sanitair vroeg. IJverig begon ik de SISO-code op te zoeken. “Plaatsingscode 906.2, daar vind je onder meer het boek ‘Overzicht van de ontwikkeling van bad en toilet van de prehistorie tot heden.” De klant onderbrak beleefd maar dwingend mijn uitleg ‘Maar meneer, het is erg dringend!’ Hij was ondertussen rood aangelopen en stond op en neer te wippen. Toen begreep ik het en wees ik hem het toilet aan. Op sommige momenten is een goede en verrijkte bibliotheekcatalogus niet het allerbelangrijkste. Ook als sanitaire stopplaats heeft een bibliotheek haar merites.

In de Angelsaksische cultuur bestaan er overigens enkele goede websites die dergelijke bibliotheekhumor verzamelen. Denk maar aan The Warrior Librarian, The laughing Librarian en Lipstick Libraria. Ook op de website van IFLA is er een pagina aan gewijd: “Library Humour ...if we can't laugh at ourselves, who can?” Het weze duidelijk dat een goede bibliothecaris vakkennis en klantvriendelijkheid aan zelfrelativering en humor moet koppelen. Zolang er nog bibliotheken en goedlachse bibliothecarissen zijn, is er nog hoop. Leve de bonte boekenbalie!

kladschrift van een museumbibliothecaris, dl.10
Oorspronkelijk gepubliceerd in het tijdschrift 'Digitale Bibliotheek' nummer 3, 2010, p. 21.