Papieren tijgers

Gisteren woonde ik in het letterenhuis in Antwerpen de debatavond Papieren Tijgers bij, een organisatie van De Leeswolf. Het onderwerp was de plaats van literatuurkritiek in de media. Kevin Absilis (onderzoeker UA) leidde het debat in en nam een literair blad van Angèle barones Manteau als uitgangspunt. In december 1944 werd de Zondagspost, een ‘onafhankelijk weekblad voor politiek en cultuur’opgericht. In 1946 werd het verlieslatende blad echter alweer opgedoekt. Moraal van het verhaal: cultuur moet je ook verkocht krijgen. De tweede lezing kwam van Harold Polis die niet zonder ironie vanuit zijn drie verschillende hoedanigheden sprak. Allereerst als recensent zelf, toen hij nog voor onder andere de Financieel Economische Tijd schreef, dat toen nog een prachtige cultuurbijlage had. In zijn tweede hoedanigheid als blogger en auteur van de kunst van het motoronderhoud was hij enthousiast over de vrijheid die dit medium heeft. Het plezier om bijv. non-fictie werken te bespreken waar je volstrekt geen kaas van hebt gegeten. In zijn derde hoedanigheid als uitgever zag hij zichzelf in de eerste plaats als verkoper van boeken. Een mooie knipoog naar Alfons de Ridder. De lezing van Polis, aangevuld met You Tube fragmenten, kan je ondertussen op zijn blog lezen.

Het eigenlijke debat met Eva Berghmans (De Standaard), Matthijs de Ridder (De Reactor) en Frank Hellemans (Knack), gemodereerd door Marc Reugebrink, was een beetje een shot in de the dark. De vraag of de literatuurkritiek in dag- en weekbladen niet beter helemaal moet afgeschaft en of het internet een veilige thuishaven voor kwaliteitsrecensies is bleek uiteraard niet meteen beantwoordbaar. Er is zowel een plaats voor literaire verslaggeving als voor literaire kritiek. Matthijs de Ridder hamerde erop dat literatuurkritiek enkel nog op het internet te vinden is. De twee andere panelleden ontkenden dat met klem. Frank Hellemans verdedigde met veel vuur de plaats van literatuur in de klassieke print media. Het internet omschreef hij als een zwart gat of een vergeetput. Het mondde uit in een welles nietes spelletje waar ook de moderator geen vat op kreeg. Eva Berghmans liet opmerken dat de selectie voor de Standaard der Letteren ook een vorm van literaire kritiek is en dat de literaire tijdschriften ten dode opgeschreven zijn. Maatschappelijke relevantie van een boek is voor haar geen criterium om een boek als goed te bestempelen.

Ik vond het overigens merkwaardig dat de synergie tussen print en digitaal zo weinig vermeld werd. Veel print media geven hun recensies in open access vrij en initiatieven als de reactor die de kwaliteitsvolle literaire kritiek een plaats geven zijn gratis voor iedere geïnteresseerde lezer beschikbaar. Met andere woorden: het aanbod aan recensies en literatuurkritiek is groter en pluriformer dan ooit. Zoals Harold Polis ook terecht opmerkte, anno 2010 kan je de culturele bijlage van pakweg de L.A. Times lezen, en ook wondermooie lokale literaire blogs zoals Nevski Prospect. Ook opvallend aan het debat was dat Frank Hellemans als oudste panellid het meeste passie en drive voor literatuur toonde. Actief aan leesbevordering doen doe je niet in je zolderkamertje (lees: de reactor) maar doe je in de maatschappij (lees: massa media). Matthijs de Ridder bleef echter bij zijn standpunt dat er in de kolommen van kranten en weekbladen geen beargumenteerde kwaliteitsvolle literaire kritiek meer te vinden is. De nabespreking tijdens de afsluitende receptie maakte duidelijk dat de standpunten veel minder ver uiteen lagen. Zo werd het inmiddels snel leeg lopende kerkje alsnog in het midden gehouden.