Tempel van de Onmogelijke Liefde

De nieuwe bries in de Franse letterkunde houdt aan met auteurs die milde, zachtmoedige portretten van stadsmensen van nu schrijven. De kleine dingen des levens zijn de belangrijkste inspiratiebron. Achter de ogenschijnlijk onschuldige strubbelingen met het dagelijkse leven schuilt een wereld van tragiek. Het zijn antihelden die meer gemeen hebben met Monsieur Hulot van Jaques Tati dan met Arthur Mersault uit Camus' L'étranger. Ze zijn groots in hun kleinheid. Grondlegger van deze nieuwe stroming was de Waalse auteur Jean-Philippe Toussaint, denk maar aan De badkamer, Meneer of Het fototoestel. Andere vaandeldrager is Laurent Graff die in De man die op reis ging zo'n typische antiheld portretteerde, niet overlopend van levenslust, drentelend en mijmerend over elk detail in zijn bestaan. 

De pennen van deze auteurs zijn gedoopt in milde ironie. Hun proza is uitermate minimalistisch en enigszins plechtstatig van toon. Ook in de Franse stripwereld zijn de meermaals bekroonde Dupuy & Berberian grootmeesters in het genre. De fijnzinnige literaire stripreeks 'Meneer Johan' is daar de perfecte illustratie van. Ook het proza van Patrick Lapeyre (1949) kan bij deze stroming gerekend worden. Dit jaar verscheen van hem  Het leven is kort en het verlangen oneindig in Nederlandse vertaling.  In het in 2006 verschenen Sissy, dat ben ik is de anti-heldin een jonge vrouw die aan zwaarlijvigheid lijdt. Ze droomt over de liefde van haar leven en maakt weinig realistische toekomstplannen. Ze wil stoelen verzamelen, het klooster intrekken, haar lichaam aan de wetenschap afstaan of als een ware Amélie Poulain haar liefde aan de wereld schenken. Hoe meer naïeve plannen ze smeedt, hoe meer blauwtjes ze oploopt. Maar haar levendige fantasie en groot incasseringsvermogen houden haar keer op keer boven water.

Sissy is het archetype van een antiheldin, getroebleerd met haar liefdesleven dat zich van klip naar klif afrolt. Ook haar verlegenheid speelt haar parten. Als ze een reis voor twee personen wint, durft ze niet te melden dat ze vrijgezel is en niemand kan vinden om haar te vergezellen. In een mismoedige bui vraagt ze zich af of ze geen Tempel van de Onmogelijke Liefde moet oprichten, een sekte waar alle ongelukkige zielen welkom zouden zijn.

In een veertigtal korte stukjes verhaalt Patrick Lapeyre op droogkomische en sensibele wijze over de lotgevallen van zijn jonge, sympathieke protagoniste die voor het ongeluk geboren lijkt. De miniatuurtjes van Lapeyre zijn laconiek en van alle moraal ontspeend. "Er is begin noch einde, je zit ergens middenin en dat is het zowat" is de enige moraal die hij zijn protagoniste laat overbrengen. Door de lichtvoetige en ironische stijl verkrijgt Sissy, dat ben ik een zachte, pastelkleurige glans met een heerlijk dubbelzinnige ondertoon. Verwacht het ergste want het beste moet nog komen. In het geval van Lapeyre kwam dat mooi uit. In november 2010 sleepte hij met zijn zevende roman La vie est brève et le désir sans fin de Prix Fémina in de wacht.

Patrick Lapeyre, Sissy, dat ben ik, Wereldbibliotheek Amsterdam, 2006, 143 p., € 16,9. ISBN 9028421718. Vert. van: Sissy, c'est moi door Borsboom, Floor