Inferno

"Wat een grap, wat een trieste grap is dit leven toch", zo had August Strindberg zijn autobiografische "Inferno" in eerste instantie willen laten eindigen. Na de scheiding van zijn tweede vrouw Frida Uhl blijft de misogyne Zweed alleen achter in Parijs. We schrijven 1894 en zijn donkerste jaren komen eraan, beter bekend als de 'Infernocrisis'. Met zijn tweede vrouw had Strindberg een haat-liefdeverhouding, maar hij is vooral verbitterd door de censuur op zijn literaire werk. Nadat hij een proces wegens godslastering aan zijn broek gekregen had, voelde hij zich maatschappelijk compleet mislukt. De studie van de magie en het occultisme worden zijn nieuwe passies. Als amateurchemicus voert hij allerlei ambitieuze alchemistische experimenten uit, waar hij aanvankelijk in de wetenschappelijke wereld amper weerklank, laat staan erkenning voor krijgt. Na zijn periode van atheïsme en nihilisme wordt de Zweedse mysticus Swedenborg de profeet die hem uit zijn geestelijke impasse moet halen. Maar Strindberg glijdt onder invloed van de semi-christelijke mystieke geschriften steeds dieper weg. Hij zwerft doelloos en vereenzaamd door de straten van Parijs, leeft op absint en wordt steeds vaker geplaagd door nachtmerries en angstaanvallen. Zijn neurotische gedrag wordt steeds heftiger, met buien van achtervolgingswaanzin. In zijn visoenen doemen demonen op die hem ongenadig bestoken. Zijn suïcidale neigingen nemen toe.

"Inferno" is een hoogst eigenaardig dagboek dat de menselijke ziel in al zijn facetten blootlegt. Momenten van luciditeit en geniale inzichten worden afgewisseld met hysterie en waanzin. Er is geen gulden middenweg, er is enkel lijden in de marge van het bestaan. "Inferno" werd door Strindberg gedistilleerd uit de dagboeken die hij tussen 1895 en 1897 bijhield. In zijn nawoord meldt hij dat zijn boek als waarschuwing moet dienen, als voorbeeld om aan te tonen hoe ijdel roem en eer zijn en hoe zwaar de prijs is die men voor hybris betaalt. Maar zijn lyrische geschriften bieden zoveel meer dan alleen maar een zedenles. Dit misantropische, onrustwekkende en hoogst opgezwollen proza schetst een beeld van Strindberg als een gedreven en bezeten mens die zijn doornenkroon en zijn verblijf in de hel als de ultieme beproeving beschouwt. Het biedt ook een mooi tijdsbeeld van de artistieke kringen in het fin de siècle in Parijs, met intrigerende artiesten als Paul Gauguin en Edvard Munch. Samen met "De zoon van een dienstbode" en "Apologie van een gek" vormt "Inferno" — dat nu in een herziene vertaling verschenen is — een meesterlijke semi-autobiografische trilogie van een auteur die zwaarmoedigheid een nieuwe dimensie gaf.

(Recensie geschreven in opdracht van Vlabin-VCB)

August Strindberg: Inferno, Hoogland en Van Klaveren [S.l.], 2007, 171 p., € 22,5
ISBN 9789076347721. Vert. van: Inferno door Cora Polet. Distributie: De Vries-Brouwers