Dat de Nederlands toneelschrijfster Esther Gerritsen (1972) ook als romanschrijfster aardig uit de verf kan komen, bewees ze met de romans "Tussen een persoon" en “Normale dagen”, intens proza waarin de protagonisten met een eigen dwingende logica wanhopig naar structuur zochten. In haar nieuwe roman 'De kleine miezerige god' gaat ze op het ingeslagen pad verder. Hoofdfiguur is Dominique Seegers, een ietwat vereenzaamd en licht depressief meisje dat als 'dramatherapeute' bij een dagcentrum de kost verdient. De ironie is dat ze beroepshalve mensen moet aanleren om hun verhaal vorm te geven, terwijl ze zelf veelal in stilte vervalt en haar eigen leven maar moeilijk op het juiste spoor krijgt. Ze woont nog maar pas in Amsterdam, en de enige mensen waar ze vriendschap mee sluit zijn de stokoude onderbuurvrouw Jovkov, en de goedaardige maar wat sullige Kris die als verpleger werkt. Elke week bezoekt ze trouw haar demente moeder in het verzorgingstehuis in Nijmegen. Haar vader is al een poosje overleden en heeft ze nooit echt gekend. Ze erfde een doos met bluegrass en country elpees, die ze in haar appartement begint te beluisteren en appreciëren. Via deze oude plaatjes van
The Stanley Brothers, Bill Monroe and his Bluegrass Boys, Ralph Stanley en Graham Parker wil ze haar vader beter leren kennen. Na verloop van tijd raakt ze volledig in de ban van deze met virtuoze mandoline- en banjopartijen opgesmukte hymnes. Vooral de tenor van
Bill Monroe met zijn ‘high lonesome sound’ grijpt haar aan, en de diepreligieuze teksten van
Ralph Stanley leggen de link naar haar eigen variant op het geloof. Haar truc is immers dat ze een stille getuige voor haar daden in het leven riep, een kleine god al haar daden legitimeert, en over haar schouder meekijkt. Haar ambitie is niet min: om gewichtloos door het leven te gaan en komaf te maken met alle oppervlakkige vriendschappen en vluchtige romances.
Met Kris begint ze weliswaar een relatie maar ze voelt geen liefde, zelfs geen vriendschap. Aan zijn eis om volledige aanwezigheid , zowel fysiek als mentaal, kan ze onmogelijk voldoen. Als ze zwanger raakt, komt haar structuur op losse poten te staan en moet ze willens nillens een brede waaier van emoties doorstaan, van verwarring tot vreugde en verdriet wanneer het kindje niet levensvatbaar blijkt.'
De kleine miezerige god' is een langzaam voortkabbelende maar intrigerende psychologische roman over falende communicatie en vereenzaming. Het boek werd prachtig uitgegeven. Het schutblad heeft als afbeelding een gekruisigd knuffelkonijn en de gebonden uitgave met harde paarse kaft en leeslint heeft iets van een zakbijbel. Er duiken overigens tal van religieuze verwijzingen op. Je hoeft niet veel verbeelding te hebben om in de onbaatzuchtige Kris een Christusfiguur te herkennen. Esther Gerritsen houdt de neurotische en passieve stadsmens met zijn behoefte aan een ‘own personal Jesus’ een lachspiegel voor. Haar portret van een zoekende en rusteloze ziel is met veel empathie geschreven. Hoe deze
drama queen meezingt met oude bluegrass platen en een god verzint om tegen te praten, om haar angsten te bezweren, mag dan al vergezocht zijn, de conclusie is dat al veel minder. Waanzin en eenzaamheid loeren ten allen tijde om de hoek. Gerritsen verpakt deze boodschap in minimalistisch maar hypergeconcentreerd proza, met levensechte en soms ook hilarische dialogen en monologen. Een theaterverleden gum je blijkbaar niet zomaar uit, en gelukkig maar want dit is huiskamerdramatiek van de bovenste plank.
[Recensie geschreven in opdracht van Vlabin-VCB en gepubliceerd in Leeswolf, 2008, nr. 9]Auteur: Esther Gerritsen.
Titel: De kleine miezerige god.
Uitgeverij: De Geus.
Jaar van uitgave: 2008.
ISBN: 9789044512885