Pjeroo Roobjee (1945) blijft een veelzijdig kunstenaar. Hij is acteur, causeur, theatermaker en zanger en maakte in 2008 ook zijn comeback als prozaschrijver met de verhalenbundel
Naar betere oorden en andere verhalen uit de buitenste duisternis.
Het proza van Roobjee vergt enig aanpassingsvermogen van de lezer. Zijn barokke vocabularium is doorspekt met archaïsmen en dialectische woorden. Zijn proza laat de “Vlaamsche” taal in lange zinnen vol sappige woorden kronkelen. Zinnen die meer dan een halve pagina beslaan zijn niet ongewoon in het
Roobjaanse proza. De schrijver ziet het als zijn plicht om wat hij “de vergeten taal” noemt te archiveren. Makkelijk leesvoer is dit niet, maar het geduld van de lezer wordt beloond met een fascinerende mix van vertimmerde parabels, wreedaardige volwassenensprookjes en preken die steevast in anarchie en amoraliteit uitmonden.
Zo begint het aan een lief lezeresje opgedragen verhaal ‘De goede reiziger’ met een sneer richting katholieke schrijvers als Graham Greene en Arnold Benett. Deze scribenten en vrome parochianen zijn moralistisch en veel te zuinig met hun woorden. Roobjee houdt een warm pleidooi voor overmaat en overdrijving als stijlfiguur, waarbij hij de zelfspot niet schuwt. Hij weigert aanvankelijk in te gaan op de reden van zijn barokke schrijfstijl, om vervolgens zijn beminde lezeresje in een ruim tien pagina’s tellend sprookje te overtuigen van het belang van “tuchteloze letterkundige bewegingen en uit middelpuntige gedragslijnen”.
Alle verhalen uit de bundel dateren uit de periode 2004-2005 en zijn meestal opgehangen aan herinneringen uit zijn jeugdjaren die hij in een volkswijk in Gent sleet. Anekdotes over koude winters en de jacht op liefde en roem, zoals in het heerlijke “Te veel muziek”, deinen uit in absurdistisch aandoende uitweidingen en hoogst bevreemdende fratsen en avonturen in een surrealistische sprookjeswereld.
Het titelverhaal is opgedragen aan alle goede mensen, maar bij Roobjee is niets eenduidig goed of slecht. Zijn verwarring zaaiende parabels zijn als prikkeldraad, je raakt er liever niet in verstrikt, ze maken halfweg een flinke bocht om te eindigen met een averechtse moraal. Wie te eerlijk en passief is moet het onderspit delven. En alle anderen eigenlijk ook. Als er uiteindelijk toch een morele ondertoon in zijn grimmig verhalen te bespeuren valt, dan is dat er een die hamert op het belang van waarachtigheid en schoonheid en het in ere houden van taal en tradities.
Pjeroo Roobjee: Naar betere oorden: en andere verhalen uit de buitenste duisternis (Querido, 2008)