Bestijg de trein nooit zonder uw valies met dromen, dan vindt ge in elke stad behoorlijk onderkomen. Onsterfelijke versregels uit 'bericht aan de reiziger' van Jan Van Nijlen. In de roman 'De man die op reis ging' heeft de protagonist Patrick Perrin het nogal moeilijk om zijn valies te maken. Hij woont in Caen, volgens onderzoek de treurigste stad van Frankrijk, en huurt er als alleenstaande een kale, bijna volledig lege tweekamerwoning. "Ik vertrek. Ik weet niet waar ik heen ga, als het zover is; naar een ver land, in elk geval" luiden de veelzeggende openingszinnen. Maar na deze beginselverklaring is de zonderlinge ik-persoon nog lang niet weg. Hij is croupier van beroep en wars van zijn werkomgeving waar winst of verlies door het toeval gedomineerd wordt, wil hij zijn reis zo goed mogelijk voorbereiden. Met de precisie van een chirurg en de ordeningsdrang van een archivaris begint hij aan zijn reisvoorbereiding. Alleen al de aankoop van de juiste kofferset is iets waarbij men niet lichtzinnig te werk mag gaan. Jaren gaan voorbij en nog steeds zijn zijn kennis en garderobe niet compleet. Hij kocht inmiddels een wit tropenpak, een geschikt overlevingsmes en de juiste zwembril, die hij eigenhandig op zijn waterdichtheid uittestte in de wasbak. Een uitgebreid vaccinatieprogramma moet hem behoeden voor vreemde ziektes. Zelfs zijn ontslagbrief is al uitgetikt en de reisliteratuur ligt al klaar. Maar zal hij ook effectief vertrekken naar zijn vakantiebestemming?
De man die op reis ging is een gave novelle waarin alles klopt. Het begint bij de fraaie vormgeving die naadloos de speelsheid van de inhoud accentueert. De omslag is uiterst origineel met de handgeschreven titel en het boek wordt met leuke tekeningen van Gytha Bosma geïllustreerd. De brede interlinie en het lettertype sluiten mooi aan bij de minimalistische schrijfstijl van de auteur, die duidelijk aan Jean-Philippe Toussaint schatplichtig is. In amper 120 pagina's, die onderverdeeld worden in korte genummerde hoofdstukjes, word je ondergedompeld in een aanvankelijk surreëel aandoend universum, dat echter steeds meer op de realiteit begint te lijken. Wachten we niet allen op de grote dag waarop het zal gebeuren? Of zoals ergens in het boek te lezen valt: "We gokken allemaal, op een renpaard, een nummer van de roulette, een mooier elders, een verrassende ontmoeting, op betere tijden. Morgen zullen we gelukkig zijn; het komt, wacht maar rustig af, het komt allemaal. Er gebeurt niets."
Laurent Graff is archivaris van beroep en slaagt erin om zijn flegmatieke hoofdpersoon -- die aanvankelijk een schlemiel lijkt -- te laten uitgroeien tot een archetype van de besluiteloze hedendaagse stadsmens die zich comfortabel nestelt in een leven aan de zijlijn. De keuzemogelijkheden zijn immers zo groot dat ze tot inactiviteit nopen, een soort van permanente sluimertoestand. Of juist niet, zoals het van Lao Zi ontleende motto aangeeft: "de wijze kent zonder te reizen, begrijpt zonder te aanschouwen, verwezenlijkt zonder te handelen." De vele dubbelzinnigheden, milde ironie en laconieke verteltoon maken van De man die op reis ging een fascinerend boekje waarin de emoties slechts met mondjesmaat, maar daardoor des te feller doordringen.
Laurent Graff: De man die op reis ging (Nijgh en Van Ditmar Amsterdam, 2006), 126 p. Vert. van: Voyage, voyages door Han Meyer.