De nieuwe elite

Als bibliothecaris 2.0 ga ik altijd recht door zee, al verander ik soms van zee. Neem nu de tweespalt tussen dilettanten en professionals. Dat is een discussie die ik al enige tijd met veel interesse volg. Iemand die leest, is uiteraard een lezer. Maar is iemand die boeken op zijn eigen blog bespreekt ook een recensent? Of moeten die recensies eveneens in een traditioneel papieren tijdschrift gepubliceerd worden? Hetzelfde geldt voor de audiovisuele media. Is iemand die een filmpje maakt en dat naar een televisiezender opstuurt een journalist? Bestaat het archetype van de autoritaire expert nog of zijn het allemaal burgerjournalisten die de wacht betrekken?

In onze eigen sector kunnen we niet naast de vele enthousiaste boekenwurmen kijken. Ze catalogiseren en becommentariëren op Library Thing hun eigen collecties. Enige terughoudendheid omtrent de correctheid van al die bibliografische data kan ik echter maar moeilijk onderdrukken. We hebben nood aan professionele krachten om de informatievoorziening te beheren. Een amateur kan elk moment zijn activiteit stoppen, veranderen van hobby, of zomaar een lange e-holiday inlassen. Een informatieprofessional kan enkel van hobby veranderen. De informatie moet ten allen tijde blijven doorstromen.

Als ik mijn petje van blogger opzet, verander ik echter graag van kamp. Samen met miljoenen anderen van mijn community hoon ik met veel plezier cultuurcritici en andere onheilsprofeten weg. Waar dient een persoonlijke blog anders voor? Tijden veranderen, maar de geschiedenis herhaalt zich. Vroeger keek iedereen ’s avonds en masse naar dezelfde leuke maar afstompende televisieprogramma’s zoals Dallas en Happy Days. Neil Postman kapittelde toen de kijkers die zich kapot amuseerden als mak en kritiekloos. Met de debilisering van de samenleving bleek het uiteindelijk nog wel mee te vallen. Anno 2010 bloggen en twitteren we er op los. Ook dat vormt een gevaar voor onze ‘hogere’ cultuur.

Volgens Andrew Keen bedreigen onze web 2.0-tools de creativiteit in onze samenleving. Amateurs kunnen de rol van experts niet zomaar verdringen. In wezen heeft deze Amerikaan met zijn pamflettaire ‘The Cult of the Amateur’ niet helemaal ongelijk. Niet alleen kan iedereen zich nu als artiest en deskundige uiten, iedereen is tevens mekaars criticus. Er is geen controlerende, autoritaire intermediair. Maar de expressiemogelijkheden en participatie waren wel nooit groter dan nu.

De cross-over van democratische informatievoorziening gaat ongestoord verder. Het selectieproces en de waardering van de informatie wordt overgelaten aan de zelfregulariserende blogosfeer. Bevlogen dilettanten blijven al dan niet correcte of geverifieerde inhoud aan Wikipedia toevoegen. Er is rang noch stand op het internet. Hoge en (soms wel erg) lage cultuur gaan vrolijk hand in hand. Die vreemde melange van eigenwaan en openhartigheid laat sociale netwerken zoals Facebook verder groeien. Schertsend wordt wel eens beweerd dat als Facebook een land zou zijn, het dan het vierde grootste land ter wereld zijn.

Vorige week nam ik deel aan een werkgroep die de functie van bibliotheekassistent in de federale wetenschappelijke bibliotheken moest omschrijven. Het doel van de functie was vrij makkelijk te definiëren. Over de kernresultaatsgebieden en mogelijke bijkomende resultaatsgebieden was er minder snel eensgezindheid. Toch blijven de basiscompetenties van vroeger dezelfde. Informatie bijeenrapen met google kan iedereen. Het is aan de specialisten om de gebruiker door de informatiestroom te gidsen.

Welke kennis daarvoor nodig is, is minder vast omlijnd. Archivarissen in spe moeten in België nog steeds over een masterdiploma Geschiedenis beschikken alvorens ze de studie archiefkunde kunnen aanvangen. Dat is de ultieme drempel en bescherming van het beroep. Het heeft ook wel iets archaïsch. Want waarom zou een informaticus, mits kennis van bronnenonderzoek en paleografie, geen goede archivaris kunnen zijn? Misschien kan een online discussie uitsluitsel brengen.

kladschrift van een museumbibliothecaris, dl.11
Oorspronkelijk gepubliceerd in het tijdschrift 'Digitale Bibliotheek' jaargang 2, nummer 2, 2010, p. 37.