Een ongelukkige jeugd is een goudmijn voor een schrijver, zo luidt tenminste het cliché. In het geval van
Zuidelijke wandelweg, de tweede roman van
Paul Gellings, gaat deze vlieger zeker op. Al is in dit autobiografische boek de dromerige protagonist niet zozeer ongelukkig dan wel gekweld door medeleerlingen en gewelddadige schoolmeesters. We schrijven 1950 en de rivierenbuurt in Zuid-
Amsterdam waar de ikfiguur opgroeit, is nog niet van de Tweede Wereldoorlog bekomen. De angsten en schuldgevoelens zijn nog latent aanwezig. Joden werden er opgepakt terwijl de buren toekeken. In deze wijk was het dat
Anne Frank zich voor de Duitsers verborgen hield totdat ze verraden werd. De oorlogsverhalen maken diepe indruk op de negenjarige jongen die vaak droomt dat hij moet ontkomen aan horden oprukkende Duitsers. Ogenschijnlijk bevindt de ikfiguur zich nochtans in een veilig cocon: een knus gezin met moderne ouders. De buurt lijkt met zijn strak stratenplan en zijn uit grijs cement opgetrokken huizen geruststellend te zijn. Maar de hel waar de jongen in moet, begint op maandagochtend en eindigt op vrijdagavond. Kinderen kunnen immens wreed zijn voor mekaar en op de katholieke school waar de jongen zijn schoolbroek slijt zijn de leraars zo mogelijk nog wreedaardiger. De ik-figuur stottert en wordt al gauw uitgesloten en vernederd door zijn klasgenoten. De leraar moedigt dit enkel maar aan. Hij sluit vriendschap met het kneusje van de klas, Leonard Grünewald. Een jongetje met een stalen brilletje en altijd omhuld door een weeë geur van urine en brandend rubber. "
Stinkdier, stinkdier" laat de leraar de klas bij tijd en wijle scanderen waarna de twee jongens moreel geknakt en in alle gelatenheid naar huis gaan.
Zuidelijke wandelweg is een zeer knappe, bespiegelende roman over de moeilijke jeugdjaren van de schrijver. Hij doet dat in de vorm van een terugblik. De protagonist, een alter-ego van de schrijver, is ondertussen getrouwd en vader van twee kinderen. Hij woont al dertig jaar lang niet meer in de rivierenbuurt. Maar omwille van zijn werk als tekenaar en vooral om af te rekenen met de demonen uit het verleden keert hij terug naar de bron. Een keten van
associatieve herinneringen wordt opgeroepen bij zijn schijnbaar doelloze wandelingen door de buurt "
als een jongen die van huis is weggevlucht en het moment van terugkeer nog even wil uitstellen". Ondanks het clichématig literair procédé van de nostalgische terugblik is "Zuidelijke wandelweg" een originele en poëtische roman. Net zoals in de romans van
Patrick Modiano, waarover Gellings overigens een monografie schreef, gebeurt er niet veel maar wordt er heel veel gesuggereerd. De sfeertekening is voortreffelijk en universeel. De eerste zonnestralen die bladgoud op de tramrails leggen, verkeer dat opzwelt als de zee, gordijnen die worden opengetrokken. De gevoelens van heimwee en verlangen druipen van iedere pagina, maar van zelfmedelijden en tranerigheid is er geen sprake. Wel van ambivalente schuldgevoelens en het besef dat het verleden je nooit meer loslaat. Je kan verhuizen en luisteren naar de vogels boven het land maar in de verte zul je steeds nog het verkeer van de stad horen. Of anders gezegd: je blijft altijd een kind van de buurt waar je opgroeide.
Paul Gellings: Zuidelijke wandelweg : roman, De Geus Breda, 2003, 157 p., € 16. ISBN 90-445-0305-7. Distributie: De Geus