Ik leef aan de rand van de wereld

De Nederlandse literatuur pendelt tussen twee uitersten. Enerzijds zijn er de auteurs van barokke taal en megalomane, wijdlopende romancycli zoals A.F.Th. van der Heijden of wijdvertakte familiegeschiedenissen zoals Arthur Japin. Anderzijds heb je auteurs die zich in de ware calvinistische stijl meester van de beperking tonen. Tot die laatste categorie behoren schrijvers als Nescio en Remco Campert, grootmeesters op de vierkante centimeter. Ook A.L. Snijders (°1937) maakt onmiskenbaar deel uit van die laatste categorie. Eind maart ontving deze Nederlandse auteur de Constantijn Huygensprijs, een van de belangrijkste oeuvreprijzen in het Nederlandse taalgebied. Zijn bekroning dankte hij aan het genre dat hij volgens de jury zelf verzon: het ‘ZKV’, het zeer korte verhaal. Vooraleer A.L. Snijders, pseudoniem van Peter Cornelis Müller, beroemd werd met deze ZKV’s, was hij jarenlang columnist van Het Parool. Uitgeverij Rap geeft nu zijn verzamelde columns en brieven voor het eerst integraal uit. 

Op 8 februari 1986 verscheen de eerste column van Snijders in Het Parool. Hij woonde toen al jaren in de Achterhoek en koos bewust een bijna anoniem klinkend pseudoniem uit. Naar eigen zeggen was hij volstrekt ambitieloos. Het contract om wekelijks een column te schrijven voor de rubriek ‘Tijd van leven’ kwam hem toegewaaid, hij had nooit echt naar die functie gesolliciteerd. Al snel bekeerde hij zich definitief tot het ‘columnisme’. Daarnaast begon hij zich met veel ijver op het schrijven van brieven toe te leggen. In 1988 kreeg de krant een nieuwe hoofdredacteur die de columns van Snijders te weinig spraakmakend vond. Op 26 maart 1988 verscheen de laatste column van Snijders in Het Parool. Voordeel schutter bundelt nu alle columns uit die beginperiode. Het bevat tevens de begeleidende brieven die de schrijver aan zijn toenmalige redacteur Paul Arnoldussen verstuurde. 

Naast Voordeel schutter worden met De taal is een hond en Ik leef aan de rand van de wereld ook de latere columns van Snijders heruitgegeven, telkens vergezeld van brieven waarin de schrijver goochelt met literaire citaten en bespiegelingen omtrent taal en maatschappij. Deze openhartige en vaak fraai gecomponeerde brieven bieden een breder perspectief op de columns. Snijders schakelt in zijn brieven moeiteloos over van pragmatische bedenkingen — huishoudelijke mededelingen noemt hij dat — naar taalfilosofische beschouwingen. Zijn columns gaan steevast over het dagelijks leven, zijn rol als vader, de landelijke omgeving waar hij woont en vooral zijn grote liefde voor de kunst en de literatuur. Bijna een kwarteeuw na datum blijken die stukjes amper gedateerd. Zelfs als Snijders over politiek uitweidt, doet hij dat op een mild ironische, knipogende wijze die de actualiteit en de waan van de dag overstijgt: ‘We zijn Hollanders, we hokken in het midden. Ook zonder ooit op die partij te stemmen, zijn we CDA’ers. De partij van Holland, het CDA (voor wachtmeesters en anarchisten).’ De titel voor deze bundel is ontleend aan een brief waarin Snijders schrijft over het creatieve proces en tevens uitlegt hoe hij zijn leerlingen altijd ‘the benefit of the doubt ‘ geeft. ‘Voordeel schutter’ heet dat op de schietbaan, waarbij hij meteen aanvult dat hij zich een schutter voelt die nooit schiet. Het is een perfecte illustratie van hoe het er in het universum van Snijders aan toegaat. Zijn miniatuurtjes wekken vaak een aha-erlebnis op. De realiteit wordt onder een vergrootglas gelegd — of het nu gaat over een bezoekje aan Albert Heijn, het vaderschap (‘Vaders en varkens’) of de voorbereiding van een lesuur. Op een terloopse, bijna toevallige wijze raakt hij fenomenen als selectieve waarneming aan, of tracht hij uitwassen als racisme te duiden. Wat opvalt, is dat de schrijver nooit een oordeel velt, maar met een beschouwende blik het voorval bekijkt. Zelfs als hij bestolen wordt, blijft hij na het incident eerder verwonderd dan wraakzuchtig. Daarnaast haalt Snijders regelmatig de loftrompet boven voor zijn literaire helden en leermeesters zoals Nescio (‘want daar staat alles in’), Hans Faverey of Willem Elsschot. Hij duidt ook waarom Rutger Kopland wel mooie gedichten schrijft, maar geen kunst bedrijft.


De taal is een hond bundelt de columns die Snijders in de jaren negentig van de vorige eeuw schreef voor de Deventer Dagblad Combinatie. Zijn contactpersoon was Van der Moer, de gewezen hoofdredacteur van deze krant. Ook deze bundel bevat naast de columns alle begeleidende brieven. Een antwoord van deze hoofdredacteur kreeg de columnist maar zelden, maar het belette hem niet om zijn brieven steevast vol literaire citaten te proppen. Als een ontevreden lezer hem in een brief laat weten dat hij wel eens over iets anders mag schrijven dan ‘lezer, werkelijkheid, seks, taal, religie’, reageert hij laconiek en zoekt hij heil in het herlezen van Nescio’s Dichtertje: ‘Er is geen troost in de deugd en er is geen troost in de zonde.’ De titel van de bundel is uit een van deze brieven afkomstig. Het is het besluit van een tobbende schrijver die erkent dat taal als een hond is en dat het bijna niemand gegeven is geen hond te nemen. Deze driedelige verzameling columns bewijst wat voor een scherpzinnig observator A.L. Snijders wel is. De meeste van zijn columns hebben de tand des tijds goed doorstaan. Ze zijn zowel verrassend als voorspelbaar, doodernstig als grappig. Als je deze mild relativerende, kurkdroge variaties op alledaagse thema’s na elkaar leest, krijg je hetzelfde effect als bij het beluisteren van minimal music. Je raakt in een trance. Snijders relativeert meesterlijk de hoogtes en laagtes van het leven. De weg omhoog en de weg omlaag is één en dezelfde, wist Heraclitus eeuwen geleden al. Het is goed dat schrijvers als A.L. Snijders er ons af en toe aan herinneren. 

A.L. Snijders, Ik leef aan de rand van de wereld, Rap Amsterdam, 2011, 351 p., € 12,5. ISBN 9789060059364. Distributie: WPG Uitgevers