Lotte Weeda

Het uitgangspunt van Lotte Weeda van Maarten 't Hart is uiterst veelbelovend. In Monward, een ingeslapen Zuid-Hollands dorpje, wordt de rust grondig verstoord als Lotte Weeda op de proppen komt. Deze dame van Indonesische origine wil een aantal willekeurige dorpelingen portretteren om een fotoboek getiteld 'Sluitertijd' samen te stellen. Maar al snel blijkt eenieder die in het boek voorkomt op al dan niet mysterieuze wijze om het leven te komen. Steekt hier zwarte magie achter of is het een gewiekste chantagepoging? Of zijn het slechts waanbeelden in de hoofden van de dorpelingen, zoals het motto van de roman doet vermoeden: 'Enkel de waan is aan allen gegeven' (Xenophanes). Protagonist en vertelfiguur is een gescheiden bioloog die in het dorp de nodige faam geniet omdat hij ooit een boekje over seksualiteit publiceerde. Lotte Weeda vraagt hem op haar beurt het voorwoord van haar fotoboek te schrijven en de bioloog raakt snel gefascineerd door deze vitale vrouw van veertig, die hij als volgt beschrijft: "De Schepper was voor zijn doen geweldig uit zijn slof geschoten. Onwaarschijnlijk tenger was ze. Overvloedig, gitzwart haar dat in een lange vlecht onverbiddelijk naar de bilnaad werd geleid. Minstens vijftig procent genen uit de gordel van smaragd. Ze oogde als een meisje van amper duizend weken, maar met zulke griezelig gracieuze Balineesjes of Celebeesjes kun je je enorm vergissen." De protagonist is weg van haar, zoals hij ook vaag verliefd is op Molly, de plaatselijke kunstschilderes of Sirena, kapster, transseksueel en de vamp van het dorp. Allen vrouwen met wie hij de lakens deelt. 

Ondanks de veelbelovende premisse heeft Lotte Weeda niet echt een spannende plot, daarvoor speelt Maarten 't Hart te veel stoorzender op eigen frequentie. Door zijn virtuoze spel met waandenkbeelden en voortdurend afwisselen van stijlregisters relativeert hij zelf de langzaam en zorgvuldig opgebouwde dreiging. De leefwereld van de onfortuinlijke dorpsbewoners wordt weliswaar knap geëvoceerd, maar de betrokkenheid blijft beperkt tot de protagonist. Zo wordt de doodsangst van de inwoners nooit wezenlijk voelbaar. Stilistisch uitgepuurd is het proza van t' Hart niet, daarvoor schrijft hij te grillig. Knappe en gedetailleerde natuurbeschrijvingen -- het handelskenmerk bij uitstek van Maarten 't Hart -- worden gevolgd door met spreektaal gespekte dialogen. Een spervuur van afgemeten alliteraties wordt dan weer afgewisseld met neologismen en Friese termen zoals kykje. Aan fijnzinnige humor geen gebrek in Lotte Weeda. Ook de maatschappijkritische knipoogjes zijn legio. Naast de klassieke stokpaardjes van 't Hart als natuur(beleving), religie en transseksualiteit komen immers ook brandend actuele thema's als pluimveeziekte en bijbehorende 'ontruimingsmaatregelen', klonen en de rol van de media aan bod. Maar een klaagzang wordt het nooit. Daarvoor is de verhaallijn te spitant en het liefdesleven van de protagonist bij tijd en wijle te liederlijk. Blijven lachen en liefhebben, daar komt het op aan. Of hoe liefde (bedrijven) de remedie tegen memento mori kan zijn. Rond deze thematiek breide rasverteller Maarten 't Hart een spitsvondige en levendige roman. 

Maarten 't Hart, Lotte Weeda, De Arbeiderspers Amsterdam, 2004, 270 p., € 17,95. ISBN 9029522674